Deze serie blogs gaat over de sporen van het rampjaar 1672 die in de archieven zijn terug te vinden.
Gilze en Rijen lag en ligt in de Baronie van Breda en was daarom ook op die stad gericht. Vandaaar dat we zeer regelmatig levenarnties zien aan het garnizoen van Breda en voor de versterking van de fortificaties in en rond de stad.
In de gezamenlijke rekening voor Gilze en Rijen van 1671-1672 staan enkele posten die betrekking hebben op de komst van de Franse legers.
Op 13 april 1672 was de eerste uitgave voor het vervoeren van eenige soldaten naer Bergen op Soom door Willem Janssen van Haeren. Dat kostte 7 gulden en 10 stuivers. Daarna volgen nog meer van dat soort uitgaven zoals aan Jan Anthonis Evaerts die 8 gulden 12 stuivers krijgt voor het leveren van een paard en kar met het leger van zijne Hoocheijt in november 1672.
Robbrecht Lijps, vorster in Gilze en Rijen, ontving 25 gulden voor het onderhouden ende gadeslaen van den gequetsten ruijter, die tot sijnen huijse is liggende ende gecureert wert. Deze ruiter was beschoten in het huis van Jan Bongaerts opden Vossenberch.
De dorpen van Gilze en Rijen ontkwamen net zo min als de andere plaatsen aan allerlei leveranties ten behoeve van het garnizoen in Breda. Als het niet in natura kon dan moesten ze over de brug komen met geld zodat de voorraden van elders konden worden aangekocht. Op 24 augustus 1672 werden ze daarom aangeslagen voor een bedrag van 60 gulden int leveren van hoij aende cavaljerie van desen staet binnen Breda.
Dat soort inschrijvingen in de rekening volgen elkaar op gedurende de jaren 1672-1673.
... leveren van hoij aende cavaljerie van desen staet binnen Breda...
In 1673 betaalde schout van Berkel 5 gulden 3 stuivers als zijn bijdrage aan een bedrag van 100 gulden waarmee eenige ruijters wachtende op d'retour van zijnde Hoocheijt op de dorpen niet en souden werde gelogeert ofte gequartiert maer inde stadt blijven. Het voorkomen van inkwartiering bleef een belangrijke taak van het dorpsbestuur. De kosten voor ingekwartierde soldaten liepen vaak flink op zeker als niet duidelijk was hoe lang ze zouden blijven. Afkopen was meestal voordeliger.
Dat gebeurde nogmaals in 1674 als Jan Pieterssen de Cloe, adjudant van een regiment van de Graaf van Waldecq 14 gulden 3 stuivers 8 penningen ontving omdat het voorschreven regiment alhier niet en soude verblijven maer door marcheren, gelijck oock is geschiet.
In 1673 kreeg chirurgijn mr. Jan vander Linden 4 gulden betaald voor het cureren ende verbinden van eenige gequetste ruijters ende soldaten. Het ging om Franse soldaten als andere die jegens malcanderen alhier hadde gevochten ende geschermutseert.
Betalingen aan de Fransen vinden we ook terug in de rekeningen. Gilze en Rijen betalen netjes hun aandeel in de aanslagen zowel in Grave als in Maastricht. Hun aandeel bedraagt 51 gulden 10 stuivers in een totale aanslag van 1000 gulden voor de hele Baronie. In een enkel geval moest Gilze haver klaar hebben liggen zoals in 1674 toen de aenstaende marsch van sijne Hoocheijt langs het dorp kwam en blijkbaar rekende op bevoorrading onderweg.
Vanzelfsprekend hebben Gilze en Rijen ook hun verplichtingen ten aanzien van de zogenaamd karrediensten vervuld. In 1674 heeft Cornelis van Dongen als voerman gewerkt op 4, 9 en 15 oktober voor Rijen. Hij kreeg daarvoor 12 gulden en 12 stuivers.
In het begin van de oorlog, op 28 mei 1672, maakten schout en schepenen van Gilze en Rijen een opgave van de weerbare mannen tussen 16 en 55 jaar. Om die opgave vroeg de hooge overicheijt omdat de Republiek werd bedreigd. De opgave bevatte slechts 133 personen en in de leeftijdscategorie van 16-20 slechts 15 personen. De oorzaak voor dit lage getal was, volgens de bestuurders, dat veel manspersonen zijn vertrokken naar Holland, Zeeland en elders om hennen cost aldaer te winnen. Er zijn ook veel weduwen en wezen in de beide dorpen.
In een vergadering van 19 november 1673 werden enkele delicate punten besproken namelijk de komst van veel legereenheden naar Brabant zonder dat duidelijk was waar de zouden gaan logeren. Er was sprake van acht regimenten ruiters die comen te logeren inde Baronnie, sonder te weten op wat plaetsen. Wat wisten ze wel? Er lag al een regiment in Terheijden en er waren twee regimenten aangekomen in Geertruidenberg. Die twee zouden gaan logeren in Oosterhout. Er kwamen nog vijf regimenten uit Friesland en dat daarom men op sijn hoeden moest sijn. Er volgen dan nog twaalf regimenten te voet en uit Spanje kwamen nog eenige duijsenden te peerd, die inde Baronnie souen conjungeren soo als gesegt wert. Dit soort berichten leidden altijd tot extra activiteit vanuit de dorpen om dergelijke logeringen proberen te vermijden of zo klein en kort mogelijk te houden. De vergadering besloot daarom om enkele commandanten geschenken aan te bieden zodat ze hen gunstig gezind blijven of worden.
Anthonis Marcelis Peeters van Pelt, heeft tot poppel in zijne plaetse gestelt Willem Cornelissen van Oosterwijck, In oirconden desen 8en julij 1676
Als in 1676 de Prins van Oranje Maastricht gaat belegeren moeten ook Gilze en Rijen daaraan hun bijdrage leveren zoals we dat ook in andere dorpen hebben gezien. Sommige inwoners zochten plaatsvervangers en vonden die in een aantal gevallen over de grens. Zo heeft Anthonis Marcelis Peeters van Pelt zijn plaatsvervanger gevonden in Poppel in de persoon van Willem Cornelissen van Oosterwijck. Daarvan is netjes een briefje of akte opgemaakt door J. van Frencken op 8 juli 1676. Datzelfde deed Adriaen Claes Geerts die in eveneens in Poppel Willem Jan Cornelissen van Riel bereidt vond om in zijn plaats te gaan. De zoon van Anthonis Peeters Princen vond zijn plaatsvervanger in Reusel in de persoon van Hendrick Schrooten op 9 juli 1676. Hij ontving daarvoor 3 gulden en 3 stuivers als vergoeding uit handen van Sebastiaen Hendrick vanden Corput. (Link naar bron)
Frencken gaf op 31 juli 1676 Hendrick van Trier en Joris van Gestel toestemming om uit het leger bij Maastricht te vertrekken mits d’indispositie van thoonders desen. Dit briefje was tevens een vrijgeleide om terug te keren naar Gilze. (Link naar bron)
In het archief bevindt zich een lijst met de personen die terugkwamen van het werken bij Maastricht en die daarvoor een vergoeding kregen. Het gaat om Jan Peter Mutsers uit Tilburg die in plaats ging van de kinderen van Jacob Jan de Swart. Hij kreeg er negen gulden en negen stuivers voor, Adriaen Cornelis Jansen de Beijer, Daneel Joosten, Laureijs Eelkens voor Jan Niclaes Bervouts, Niclaes van Iersel voor Hendrick Adriaen Peters, Niclaes Jacops van Riel voor Peeter Jan Lambrechts, Adriaen Niclaes Ariens vanden Haensberch, Jan vander Linden voor Antonis Cornelis Huijben, Willem Henricks abseb de Bonth uit Hulten, Willem Cornelisse, Hendrik Cornelis Hendrikx, Adriaen Cornelis Hendricx, Michgiel Faesen van Tuernout, Steven Jost Claessen, knecht bij Peijmans. Zij kwamen allemaal op 31 juli terug uit Maastricht.
Op 3 augustus kwamen thuis Willem Jan Cornelisse, Cornelis Cornelis Adriaensen en Quirijn Daem Antonissen met de vrijgeleide van monseur Vrancken.
Peeter Jan Lambregst verklaart in 1677 dat zijn soon den eersten keer van die fransen als gevange man mee is genomen. Dat verlaarde ook Damis Jan Meermans. In februari 1677 was hij door de Fransen die in Maastricht lagen doen sij hier quamen executeren mee genomen en bij den sevensten daech savons thuijs gecomen. (link naar bron)
Op 13 februari 1677 kwamen er Franse troepen in het dorp die daar stevig huis hebben gehouden. Zij hadden geplundert ende goede lieden haer goet ende gelt affgenomen hebben tot Ghilse. (Link naar bron)
In het overzicht van de schade die bij die overval geleden is staat als eerste genoemd Sebastiaen Henricx vande Corput. Daar gingen de soldaten, 68 in getal, eten en drinken. De soldaten kregen 172 gulden betaald omdat ze van plan waren om het huis in brand te steken gelijck Godt danck niet geschiet en is. Er werd op vijf of zes plaatsen wel brand gesticht hetwelck vande goeden nabueren is uijtgeblust. De soldaten hebben voor 40 gulden verbrast aan cost, dranck, bier ende Brandewijn.
^ Declaratie van dese naer volgende persoonen alwaar de franse Soldaten geplundert ende goede lieden haer goet ende gelt affgenomen hebben tot Ghilse opden 13e februarij 1677
Dan volgt een lijst met 15 personen waar de Fransen geplunderd hebben. Zij stalen niet alleen geld maar ook zilveren en gouden voorwerpen, kleren, lijnwaad en ijzerwerk. Deze opgave is een samenvatting van een lijst waarin werkelijk alle voorwerpen die zijn gestolen staan genoemd. (link naar bron)
Schepenen Lenaert van Opstal en Bastiaen Anthonissen vanden Corput hebben de slachtoffers ondervraagt naar de geleden schade op 13 februari 1677. Zij gaven veel details over de meegenomen bezittingen. Mattheeus Jacob Geerits verklaarde dat de Fransen bij hem hebben meegenomen, 21 gulden 1 stuiver en nog wat kleingeld. Aan goederen volgde een hele lijst: een nieuw swart wambas, een nieuw broeck, item een jongmanssantjen, eenen wittem bomsijen hemdrock, twee paer kouddens, een stoffen schot, eenen peersen voorschoot, vier paer gebreijde hanschoenen, item alnoch den winckel berooft, item ontrent de dartich hemden, item itrent vijff paer laeckens, item noch taeffelackens, servetten en fijn lijnwaet, noch een doos cleijn lijnwaet, noch een oorkussen uijtgeschudt, item een kas onstucken geslagen, een com met twee tenne lepels mede gedragn de glasen onstucken geslagen eenen stoop .. van wijn genomen, nog seven pont boter, eenen kant kaes... Al met al een flinke schadepost. De precieze schade was onduidelijk en werd geschat op 150 gulden.
In het huis van Anthonis Marchelis van Pelt lag veel geld, 400 gulden, maar ook veel edelmetaal: derthien silvere lepels noch twee silvere beeckers vier anguisdeen, met noch eenen trouw ricgh met noch een goude kruijs... Alles bij elkaar geschat op 100 gulden schade.
In 1682 waren de bestuurders van Gilze en Rijen nog bezig om bij het landsbestuur een vergoeding te krijgen voor de geleden schade door de Franse plundering in 1677.
Het mag duidelijk zijn dat dit Rampjaar niet onopgemerkt aan de inwoners van Gilze en Rijen voorbij is gegaan. Er werd veel gevraagd van de veerkracht van de inwoners en de bestuurders.
Voor meer verhalen zie het artikel op Wiki Middenbrabant