Wist je dat in de vroegmoderne tijd niet iedereen gemarteld mocht worden en dat marteling aan bepaalde voorwaarden diende te voldoen? Dat ze in 's-Hertogenbosch 'hardcore burners' waren? En waarom vrouwen niet opgehangen werden maar gewurgd?
Deze zaken - en nog veel meer - kwamen aan de orde op zaterdag 3 maart 2018 tijdens de eerste lezing van de cyclus
Moord en doodslag in het archief. De ochtend begon met een korte geschiedenis van Brabant tot 1811 door Astrid de Beer, vervolgens vertelde mr. Erik-Jan Broers over de rechterlijke organisatie en het verloop van een strafproces. Daarna was het de beurt aan Mariët Bruggeman en Christian van der Ven (BHIC) die lieten zien welke rechtshistorische bronnen er online te vinden zijn en hoe je kunt zoeken in de criminele vonnissen en processen van de
Raad van Brabant, van 1591 tot 1795 het hoogste rechtscollege van Noord-Brabant.
Broers vertelde in zijn lezing over het
Godsoordeel, een methode die in de vroege middeleeuwen werd gebruikt om de (on) schuld van de verdachte vast te stellen, zoals bijvoorbeeld de ketel- of waterproef. Ook de verschillen tussen privaat en publiek strafrecht en een
accusatoir en
inquisitoir strafproces kwamen aan de orde, evenals de opvattingen van de rechtsgeleerden
Filips Wielant en
Cesare Beccaria.
Niet elke rechtbank had een eigen beul. Tilburg bijvoorbeel
d had geen eigen beul, maar huurde er zo nodig een in. Uit 1761 is er een instructie bewaard gebleven voor de beul van de baronie van Breda. Hierin staat precies welke bedragen de beul kreeg voor bijvoorbeeld het afhakken van een vinger, een hoofd of het pijnigen met 'koorden en roeden'. Hierbij een
link naar de scans van de beulsinstructie.
Niet iedereen mocht gemarteld worden, zoals kinderen en zwangere vrouwen. De beul mocht ook niet meteen beginnen met martelen; eerst moest hij de verdachte flink angst aanjagen. Vervolgens werd door steeds heviger marteling de pijn geleidelijk opgevoerd. Het lichaam van de verdachte mocht niet teveel (uiterlijke) schade toegediend worden. De pijn zat vaak vooral aan de binnenkant, zoals gescheurde spieren etc. Aangezien de beul de verdachte tussen de martelingen door weer moest oplappen, had hij soms een bijbaan als chirurgijn.
O ja, vrouwen werden gewoonlijk niet opgehangen omdat er grote kans bestond dat de rokken omhoog zouden gaan wanneer ze viel.
Hieronder de presentatie van Erik-Jan Broers, 'ter leering ende vermaeck'.
Lees ook over de andere lezingen:
Moord en Doodslag #2
Moord en Doodslag #3