In 1678 vond het proces plaats van Suzanne Merler versus Stijntje en Katharina Janssen, alle drie visverkoopsters op de markt in Breda. Moeder en dochter Janssen beschuldigden Merler ervan dat zij sjoemelde met gewichten en de klanten te weinig waar voor hun geld gaf. Ook scholden zij haar uit voor 'dikke hoer'. Vanwege deze 'lasterlijke en calumnieuze woorden' daagde Anthonie Segers, echtgenoot van Merler, moeder en dochter Janssen voor het gerecht. Erik-Jan Broers behandelde deze casus tijdens de derde lezing van de cyclus 'Moord en doodslag in het archief'.
Rechtsgeleerde Hugo de Groot (
Hugo Grotius, 1583-1645) ging in zijn
Inleydinge tot de Hollantsche rechtsgeleerdheit uit 1631 uitgebreid in op straf en schadevergoeding. Hij onderscheidde vijf categorieën ongeoorloofde handelingen: tegen het leven (moord en doodslag), tegen het lichaam (toebrengen van verwondingen), tegen het goed (diefstal, roof), misdaden tegen de vrijheid (hoon, het recht dat men geen leed mag worden aangedaan) en tegen de eer (laster). Hoon en laster (ook wel aangeduid met de term iniuria) waren overblijfselen van het oude, private strafrecht.
In onze ogen is het misschien opmerkelijk dat er twee categorieën ongeoorloofde handelingen gewijd worden aan eer en goede naam. Vroeger was eer en het hebben van een goede naam zeer belangrijk voor iemands positie in de maatschappij. Reputatie was alles. Er zijn dan ook veel processen gevoerd over beledigingen. ‘Een scherpe tong is vreeswekkender dan een scherp wapen’, aldus rechtsgeleerde
Joos de Damhouder uit 1555. In onze oren klinken scheldwoorden als ‘schelm’ of ‘schavuit’ misschien lachwekkend in de oren, in de zeventiende en achttiende eeuw was ‘schelm’ het ergste wat je tegen een man kon zeggen omdat het rechtstreeks raakte aan zijn eer, reputatie en integriteit. Voor vrouwen, wier eer onlosmakelijk verbonden was met hun kuisheid en eerbaarheid, was het zeer beledigend om voor ‘hoer’ uitgemaakt te worden, of slet (nu ook nog trouwens). Laster betreft eer in enge zin, door woordelijke belediging wordt de goede naam aangetast. Hoon, eer in ruime zin, betreft smadelijke gedragingen waardoor het persoonlijke eergevoel en het gevoel van eigenwaarde worden aangetast. Verkrachting ('vrouwenkracht') werd beschouwd als de allerzwaarste vorm van hoon. Voor de verkrachting van een maagd (defloratie, lett: verwelken) moest een financiële vergoeding betaald worden van de materiële schade. Aangezien kuisheid en eerbaarheid van een vrouw haar hoogste goed waren, kon dit bedrag fors oplopen.
In de archieven zijn ook processen te vinden over het niet nakomen van een trouwbelofte, zoals het proces van Johanna Hacquet versus Johannis Hodenpijl (1676). Hacquet beschuldigde Hodenpijl ervan een kind bij haar verwekt te hebben en zijn belofte om met haar te trouwen niet te zijn nagekomen. Hodenpijl ontkende dit. Maar 'wie stelt moet bewijzen' en de
Raad van Brabant achtte de bewijzen van Hacquet onvoldoende, ook al had haar dienstmeid Maria Joosten Hacquet en Hodenpijl verschillende malen gezien tijdens hun 'vreselijke conversatie'. Maar 'unus testis, nullus testis', en een enkele getuigenis was onvoldoende om de rechtbank te overtuigen.
Ooit gehoord van 'Engele Jantje' en van 'Klein Truiken'? Broers vertelde ook over vagebondisme en criminele bendes in de zeventiende en achttiende eeuw. In de jaren 1720-1730 stroopte 'de
bende van Engele Jantje' het platteland af. De bende stak de Nonnenbosche Hoeve in brand, met dodelijke afloop. Strafprocessen tegen vagebondisme waren afwijkend van andere processen die die zin dat de rechterlijke macht niet gebonden was aan het eigen gebied. Vagebonden konden meteen, waardaan ook, gearresteerd en gemarteld worden. In 1729 werd Engele Jantje veroordeeld tot ophanging en blakering van het aangezicht (dat laatste gebeurde bij brandstichters), Klein Truiken kreeg 15 jaar tuchthuis en levenslange verbanning.
Bloedschande (incest), boeventucht en verschillende valsheidsdelicten, gepleegd door Johan Verspaendonck ('Jantje zonder ziel') en Laurens Koninghs ('de kreupele procureur') kwamen nog voorbij.
Mariët Bruggeman (BHIC) vertelde over de verschillende rechtshistorische archieven, waar deze te vinden zijn en hoe je ze kunt zoeken. Een handig begin is de website zoeken naar boeven in Brabant. Wil je onderzoek doen in criminele processen van Tilburg en omgeving? Via de website van Regionaal Archief Tilburg kun je zoeken in de archieven van de schepenbank. Het archief van de Schepenbank Hilvarenbeek is al gedigitaliseerd en online beschikbaar.
Hieronder de presentatie van Erik-Jan Broers, 'ter leering ende vermaeck'.
Lees ook over de andere lezingen:
Moord en Doodslag #1
Moord en Doodslag #2