In het vroegmiddeleeuwse strafrecht maakte men een onderscheid tussen opzettelijke doodslag en moord. Moord, 'de heimelijke doodslag', werd gezien als een ernstiger vorm van doodslag. Iemand in een hinderlaag lokken, vergiftigen of een mes in de rug steken werd beschouwd als moord.
Dit, en andere onderwerpen, kwamen aan bod tijdens de tweede lezing van de cyclus Moord en doodslag in het archief. Mariet Bruggeman (BHIC) opende de bijeenkomst met een uitgebreide terugblik van de vorige lezing.
Vervolgens vertelde Erik-Jan Broers over de strafrechtelijke vervolging van levensdelicten. In het daadstrafrecht van de vroege middeleeuwen kende men het begrip 'ontoerekeningsvatbaar' niet. De 'dommen en de dullen' (kinderen en verstandelijk beperkten) konden gewoon berecht worden. Ook dieren, overledenen en zelfmoordenaars zaten volledig in het strafrecht. De schepenen van Kortrijk berechtten tijdens een dierproces twee varkens die een kind hadden doodgebeten. Beide dieren werden onthoofd.
In het verleden zijn er ook processen gevoerd tegenover overleden personen in
zogeheten 'kadaverprocessen'. De bekendste voorbeelden hiervan is de
kadaversynode uit 897, waarbij Paus Stefanus het lichaam van zijn voorganger, Formosus, liet opgraven. Gekleed in pauselijke gewaden en gezeten op een troon werd het lijk van Formosus veroordeeld wegens meineed. Als straf werden er drie vingers afgehakt, het lichaam werd begraven, weer opgegraven en in de Tiber gegooid. Enkele jaren later, in 904, vond er een tweede kadaversynode plaats, weer met Formosus in de hoofdrol.
Zelfmoord werd als een schandelijke daad gezien, een misdaad jegens God (
crimen Laesae Maiestatis divinae). Zoals in het Bijbelboek Jeremia (22:19) staat: 'met een ezelsbegrafenis zal hij begraven worden; men zal hem slepen en daarhenen werpen, verre weg van de poorten van Jeruzalem'. Zelfmoordenaars kregen een schandstraf, al maakte men wel onderscheid tussen iemand die het leven niet meer aan kon en een misdadiger die zelfmoord prefereerde boven het voltrekken van het vonnis. Een Tilburgs voorbeeld is het proces
'contra het doode lichaem van Gerit Jan Gerit Spaendoncq, betreft zelfmoord door middel van een strop' uit 1681. Het lijk werd door de beul uit huis verwijderd: door het lichaam uit het raam te gooien of onder de drempel van de voordeur door te trekken. Vervolgens werd het lichaam aan de galg opgehangen. Frans Janssen Gijsbers pleegde in 1713 zelfmoord te 's-Hertogenbosch. Aangezien hij een veroordeelde misdadiger was en waarschijnlijk door zelfmoord onder zijn straf probeerde uit te komen, werd zijn lichaam uit het venster van de gevangenpoort geworpen, naar de stadsmuur gesleept, daar vanaf gegooid, naar het galgeveld gesleept en onder de galg begraven.
Zelfmoordenaars behoorden tot de categorie 'gevaarlijke doden', net als vrouwen die in het kraambed stierven en onterecht ter dood veroordeelden. Van zelfmoordenaars werd gedacht dat ze ook weer terug konden keren (een
Wiedergänger)'. Om dit te voorkomen sloeg men een staak door de kist en het lichaam de grond in. Van vampiers werd gedacht dat het zelfmoordenaars waren en dat ze dus terug konden komen. Ter voorkoming daarvan werd er een steen in de mond gestopt, een sikkel om de keel gelegd of het hoofd eraf gehaald.
Ook
de moord op Jan Cornelis Maes uit 1736 kwam uitgebreid aan de orde. Maes werd vermoord door zijn vrouw Piternel en haar minnaar, de chirurgijn Guilbertus da Costa. Oudste zoon Adriaen, die ook in het complot zat, werd schuldig bevonden aan vadermoord (
Parricidium). Hij werd onthoofd. Vergeleken bij het oude strafrecht, kwam Adriaen er nog genadig vanaf. De straf voor vadermoord was 'de straf van de zak' (
poena cullei): de veroordeeld werd, samen met levende slangen, kippen en honden in een koeienhuid genaaid en verdronken. Moeder en minnaar wisten tijdig te vluchten. Bij verstek werden zij veroordeeld tot levenslange verbanning uit Tilburg.
Vervolgens vertelde Astrid de Beer over de taken van de
schepenbank van Tilburg en Goirle. Behalve de criminele rechtspraak hield de schepenbank zich ook bezig met civiele rechtspraak en voluntaire zaken (ook wel vrijwillige rechtspraak genoemd). In de heerlijkheid Tilburg en Goirle zijn er gedurende een periode van vier eeuwen 400 criminele processen gevoerd, tegenover 7400 civiele zaken.
Behalve processen over 'moord en doodslag' zijn er ook zaken in te vinden over diefstal, verkrachting, het zetten van valse handtekeningen, het verkopen van waren op zondag, ordeverstoring tijdens een godsdienstoefening in een dronkemansbui, het baren van een onwettig kind, overspel en vagebonderij. In 1668 vond er een proces plaats tegen Cornelis Wouters vanwege ‘een poging tot verkoop van zijn vrouw’. In de criminele processen komt ook veel geweldpleging voor met verschillende ‘instrumenten’ waaronder: geweldpleging met een gaffel, een stuk hout, een clippel, een tang, een vuist, een spaye ruyffele, stok, asbak, deeghspaij, bierpot, meschhaak, houteren, hakbijl, opsteker en een turfschop. Civiele zaken hebben betrekking op geschillen over eigendom en het niet terugbetalen van geleend geld, betaling van goederen etc.
Om een samenvatting van de eerste lezing Moord en doodslag nog eens terug te lezen, klik
hier.
'Ter leering ende vermaeck'; de presentaties van Erik-Jan Broers en Astrid de Beer.