Deze serie blogs gaat over de sporen van het rampjaar 1672 die in de archieven zijn terug te vinden.
Hilvarenbeek was een belangrijk dorp geweest. De Beekse Sint-Petrus'-bandenkerk stamt uit de 14de eeuw en is in de loop der tijd meerdere keren verbouwd. In 1157 werd er een kapittel aan de kerk verbonden. Hilvarenbeek is in die eeuw ook de hoofdplaats van een dekenaat geworden. Een dekenaat bestaat uit meerdere parochies en vormt een bestuurslaag tussen het bisdom en de parochies. Aan het kapittel was ook een kapittelschool verbonden wat Hilvarenbeek nog meer standing gaf. Het was een een grote plaats Hilvarenbeek met in de 16de eeuw meer dan 3600 inwoners. Na de reformatie en de vrede van Munster in 1648 nam het aanzien van het dorp steeds verder af. De afbrokkeling van de katholieke macht deed het dorp geen goed.In het dorpsbestuur van Hilvarenbeek bevindt zich het resolutieboek van het bestuur. In veel dorpen ontbreekt een dergelijk register over deze periode. Omdat het hier wel bewaard is kunnen we kijken welke informatie zich hierin bevindt die relevant is voor de gebeurtenissen in 1672 en de jaren erna. Hoe trad het dorpsbestuur op in deze turbulente tijden en hoe zorgde het voor de veiligheid van de bewoners?
Al op 13 mei noteren de schepenen van Hilvarenbeek dat er een openbaren oorloch is tussen den coninck van Vranckrijck ende de hoog mogenden heeren Staten Generael. Er is op dat moment natuurlijk met meerdere partijen oorlog, maar dat is voor situatie in Hilvarenbeek minder relevant. Het dorpsbestuur geeft volmacht aan Tielman Lemnius, hun president-schepen, Marten Cornelis Martens, borgemeester en de zetter Huijbrecht Wuestenberg, om op te treden voor het dorp en haar inwoners tot securiteijt ende ten meesten voordeele. Ze hopen daarmee daadkrachtig op te kunnen treden mocht dat nodig zijn. En het is nodig. Hilvarenbeek en de kernen die deel uitmaken van het dorp (Dun, Vrijthof, Rovert, Westerwijk, Gorp, Biest, Loo, Voort, Breehees, Tulder en Esbeek) krijgen te maken met grote kosten en overlast van de strijdende legers. (link naar bron)
Na de Franse acties in het oosten van Nederland wordt de situatie nijpender. De angst voor de Franse legers is groot. In een resolutie van 10 juli 1672 neemt het dorpsbestuur een lening op van 6500 gulden om de extra uitgaven mee te dekken. (link naar bron) Dat zal in de jaren die volgen nog herhaaldelijk nodig zijn.
Later in de zomer, op 30 augustus, bleek de situatie nog steeds niet onder controle. De toenemende onzekerheid noodzaakte het bestuur om elk gehucht te verplichten een man te leveren, den weerbaarsten man wtten huijse maer geen jongens ofte andere onbequame persoonen. Deze mannen posteerden zich in de kerktoren om te waken, ende rontom wel affsien offer geen crijchsvolck omtrent ons en sijn naeckende. Ze moesten er ook voor zorgen dat er niemand in de kerk kwam. Er waren twee “ploegen”, telkens van 6 uur in de morgen tot 6 uur ’s avonds en dan vanaf 6 uur tot 6 uur in de ochtend. Het rooster was flexibel want de mannen mochten malkanderen soodanich schuijven alst hen gelieven sal. Maar er moest wel continuelijck een wacht aende kerck ende op den tooren staan. Als iemand refuseerden ofte weijgerich was kreeg hij een boete van zes stuivers. De rotmeesters in de verschillende gehuchten waren er voor verantwoordelijk dat iedereen zijn plicht vervulde. De poortjens in de kerkhofmuur moesten toegemaeckt worden van binnen op het kerckhof, tsij met rossen ofte ketenen ende cluijsters. Iemand die ‘s avonds na 10 uur op straat liep met een geweer en geen waker was, mensen aansprak en het geweer gebruikte, kreeg een boete van zes gulden. (link naar bron)
In 1673 en 1674 maakten de bestuurders van Hilvarenbeek lijsten op van de schade die hun dorp had geleden in de oorlog. Het is een aanzienlijke lijst die een chronologisch overzicht geeft van alle legeronderdelen die in Hilvarenbeek hebben gelegen of hebben gepasseerd. De commandanten en de plaatsen van herkomst zijn genoteerd wat erop duidt dat de verantwoordelijken in het dorp het belang van een goede administratie op waarde schatten. Er volgde altijd een moment van afrekeningen en dan is een zorgvuldig gespecificeerde lijst de beste onderbouwing. Deze specificaties werden dan ook gevoegd bij verzoekschriften aan de Raad van State om vermindering van belastingen.
Het overzicht is verdeeld in twee delen. Het eerste deel beschrijft de kosten van de troepen van de republiek en het tweede deel gaat over de Franse legers die Hilvarenbeek bezochten.
De eerste vermelding dateerde van 3 mei 1672. Er kwam een regiment voetvolk binnen uit het Staatse leger van het regiment van de heer van Zuijlesteijn comende vanden Briel en marcheerende naer Maestricht. Zij bivakkeerden op de heide en het dorp leverde bier, haver, hooi ende andere provisie van eetwaren ter waarde van 107 gulden 5 stuivers.
Tegelijkertijd zat de schrik er bij de bevolking goed in. De schepenen schreven dat in dezelfde maand mei een deel van de Beekse inwoners ervoor koos om het dorp te verlaten en te vertrekken naar de steden zowel in de republiek als in het land van Antwerpen. Dat leverde de bestuurders meteen een extra probleem op. Aangezien de vertrokken bewoners hun landerijen niet bewerkten en hun huizen niet bewoonden konden er geen of minder belastingen geheven worden. Bovendien was de huishuur in de steden sterk toegenomen door de grote toevloed van vluchtelingen. Dus de Beekse vluchtelingen raakten daar hun geld kwijt wat ze moesten onttrekken aan hun bezittingen in het dorp. De dorpskas leed er onder. De geschatte schade beliep tenminste 8000 gulden.
Hilvarenbeek werd ook gesommeerd van hogerhand om materialen te leveren voor het versterken van bv. de stad 's-Hertogenbosch. Ze leverden in juni 1672 157 palissaden voor het versterken van de schans Isabella en bovendien moesten ze met drie karren naar Tilburg om daar ook palissaden op te pikken om naar Den Bosch te brengen. Eerder die maand leverden ze 20 karren met gras af in Oisterwijk. Daar passeerde de Spaanse cavalerie die vanuit Hoogstraten naar 's-Hertogenbosch trok. 24 jaar eerder waren dat nog de vijanden, nu steunden ze de Republiek tegen de Fransen.
In juli kwam een groot Frans leger door Hilvarenbeek met meer dan 1000 manschappen met hun paarden en met bagagewagens en karren. Die groep kwam van Boxtel en nam tijdens hun doortocht alle de vruchten, graenen ende voeragie eenichsints omtrent hare passagie staende mee. Alsof dat nog niet genoeg was hebben zij voorts de huijslieden van hare goederen ende meubelen berooft wat een schadepost opleverde van 750 gulden. Van deze troep soldaten heeft een deel ook toegeslagen op de hoeve van Tulder. Zij hebben daar kisten ende kasten aen stucken geslagen, waerdoor Deonijs Coolen, de pachter, voor bijna 90 gulden schade had opgelopen. (link naar bron)
Van augustus tot en met oktober komen legeronderdelen vanuit verschillen garnizoenen van Breda, Geertruidenberg en Maastricht, die een dag en nacht in Hilvarenbeek doorbrengen, wat alles bij elkaar een kleine 900 gulden heeft gekost.
Op 12 november 1672 kwam 's nachts tussen 3 en 4 uur een partij Franse ruiters olv ritmeester Mazel in Hilvarenbeek met een duidelijk doel. Ze vielen het huis binnen van secretaris Rudolph Pannekoeck. Ze pakten wat ze pakken konden en namen alles mee. Ook de secretaris moest er aan geloven en werd gevanckelijck mede gevoert naar het leger van de hertog van Duras dat in het land van Gulick ligt, bij het stadje Wassenberch. Zij hielden Pannekoeck daar achttien dagen vast. Vanzelfsprekend diende hij een verzoek in voor vergoeding voor de gelden schade aan zijn goederen die 167 gulden en vier stuivers bedroeg. Voor zijn persoonlijke schade, de onlijdelijcke koude, miserie, commer ende armoede die hij moest ondergaan, vroeg hij geen vergoeding maar liet dat over aan de discretie van het dorpsbestuur. (link naar bron)
Het is duidelijk dat Hilvarenbeek zwaar gehavend is in de periode van mei 1672 tot en met juli 1673. De totale schade beliep bijna 20.000 gulden. De specificatie werd opgemaakt en ondertekend door secretaris Pannekoeck.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het dorpsbestuur zich richtte tot de Raad van State om voor hun inwoners een kwijtschelding of tenminste een korting op de belastingen te vragen. De naweeën van het conflict zijn heftig en in 1676 richtten de bestuurders van Hilvarenbeek zich tot de Raad van State der Vereenighde Nederlanden. Zij wezen hen er op dat vele landerijen ongebruikt lagen en dientengevolge geen opbrengsten opleverden voor de belastingen. Omdat het bedrag dat Hilvarenbeek aan belastingen moest ophoesten niet omlaag is gegaan betekende dat een lastenverzwaring voor de inwoners die nog wel hun land verbouwden en inkomsten hadden.
Vandaar dat ze verzochten en toestemming kregen om die ongebruikte landerijen te verhuren. Die actie bood niet veel soelaas en dus verzochten ze in juli 1677 om die ongebruikte landerijen te mogen verkopen. De raad van State keurde ook dat voorstel goed. Het dorpsbestuur mocht de verlaten en ongebruikte percelen verkopen aan de hoogst biedende om op die manier extra middelen in handen te krijgen.
De Raad van State stelt nog wel een voorwaarde. De eerdere eigenaren mogen binnen een jaar hun landerijen terugkopen tegen de kosten van de executie, de koopsom en een dubbele rente. Zo konden de spijtoptanten onder de vluchtelingen delen van hun oude bezit weer in handen krijgen en tegelijkertijd hun dorp weer een eindje op weg helpen. (link naar bron)
Het bleef toch wel tobben in Beek omdat de onrust met name met de Fransen periodiek de kop weer opstak. Hilvarenbeek lag dicht bij de zuidgrens en was daardoor kwetsbaar bij elk nieuw conflict.