Deze serie blogs gaat over de sporen van het rampjaar 1672 die in de archieven zijn terug te vinden.
In de archieven van Dongen vinden we heel wat financiële sporen van de aanwezigheid van de Fransen in de periode 1672-1678. In de rekening zijn er aparte posten voor de onkosten die zijn gemaakt tijdens de Franse aanwezigheid. Zo is er een hoofdstuk met onkosten voor sauvegardiers, wachten, geleverd hooi, legerkarren en vereeringen. Dat laatste zijn uitgaven voor militaire officieren die tevreden gesteld moesten worden en daarom regelmatig wat toegestopt kregen. Een sauvegardier was meestal een soldaat die tegen betaling het dorp moest vrijwaren van de vervelende gevolgen van vijandelijke legers zoals roof of inkwartiering van soldaten.
Zo kreeg Bartholmeus Gurnedi, soldaat in de compagnie van Sijne excellentie den heere rijngraef gouverneur van Breda, 25 gulden voor het feit dat hij met zijn compagnon op sauvegarde heeft geweest.
Jan Adriaen Claessen kreeg zes rijnguldens en 15 stuivers voor cost en dranck die hij aan de sauvegardier heeft geleverd. Daarna volgen nog diverse posten van andere inwoners van Dongen die eveneens hebben geleverd aan de sauvegardiers. De declaraties zijn van maart 1673 dus we mogen aannemen dat het betrekking heeft op het jaar 1673.
Anthonij Coppelare krijgt geld terug voor het halen van de sauvegardier in het leger en Artus Verlegh krijgt 26 stuivers voor het leveren van
gras tot voeder van de paarden van de dragonders die ook de wacht hebben gehouden voor Dongen.
Soms geven de posten meer informatie zoals die aan secretaris Pels die 24 rijnsgulden betaalt kreeg voor gras voor de paarden van de dragonders die op wacht stonden op de toorn ende blende brug. (link naar bron)
In totaal moest de baronie 20.000 fasijnen (fascines: bundel takken om o.a. verdedigingswallen te versterken) en 30.000 palissaden leveren voor de versterking van de stad Breda. Ook Dongen moest zijn steentje bijdragen en dat kostte behoorlijk geld. De inwoners die de paarden leverden kregen daar een vergoeding voor en als ze zelf meegingen als voerman kregen ze daar ook een verletvergoeding voor.
Het archief van het dorpsbestuur bevat enkele grote series met allerlei overzichten en rekeningen met kwitanties en allerlei andere akten uit de periode 1672-1678.
Zo zit daar een overzicht in van alle manspersonen binnen de heerlijcheijt Dongen op 30 april 1672. De lijst met namen bevat ook een aantekening over de wapens die de mannen bezitten. Zo bezit Aert Peter Riemslagh een pieckstock. Adrij Coppelaer, Jan Willem Klis en Huijbert Jacob Aerden bezaten een roer (=geweer). Cornelis Peter Vassen beschikte over een claeu stock. Andere wapens waren een hellebaert die Jan van Heulten bezat en een vorck onder meer in bezit van Pauwels van Turnhout. De meeste mannen bezaten wel een wapen of iets waar dat voor door moest gaan. De leeftijden van de mannen stond ook voor hun naam. Behalve van een aantal die de toevoeging dijck kregen. Bij sommige namen staat impotent, dwz dat ze om wat voor reden dan ook niet bekwaam waren om dienst te doen, en een aantal waren niet in het dorp aanwezig.
Opnieuw een mooi overzicht van de bevolking van het dorp. De lijst is opgedeeld per wijk van Dongen. Deze lijst is vervaardigd op verzoek van de raad van state der verenigde Nederlanden van 16 april 1672.
(link naar bron)
Op 20 juli 1672 is Dongen door de Franse troepen vuijtgeplundert en zijn meer dan 80 huizen verbrandt. Het dorp is verlaten door vele bewoners en de lasten zijn niet meer op te brengen etc etc. (link naar bron) gevolgd door een lijst met schademeldingen van de bewoners. Het gaat daarbij om het afbranden van de huizen en apart daarbij nog schade door het roeven of plunderen. De totaalstaten per wijk laat zien dat de totale schade een kleine 100.000 gulden bedroeg. Het laat ook goed zien in welke wijken de grootste brandschade is geleden, namelijk in de Hoge Ham, Kerkstraat, Heuvel en Klein Dongen.
(link naar bron)Er is een uitgebreide lijst met een opgave van de schade per inwoner. Per opgave staan de kosten voor de woning, aparte opgave voor de inboedel en aparte opgave voor dieren en eventueel vernield geld.
Andries Peeter Bogaerts verloor een huis met achterhuis ter waarde van 600 gulden. Daarbij was hij blijkbaar imker want hij verloor ook 78 stocken bieijen ter waarde van 250 gulden, en een paard en 3 koeien.
Gerrart Princen had een boerderij met veel bijgebouwen, een schuer, schapskooij, thoorf, hooij ende perts stal die samen een waarde vertegenwoordigden van 5000 gulden.
Het schoolhuis met de school in de Kerkstraat viel ook ten slachtoffer aan de vlammen. 2400 gulden
In de Moerstraat werd er alleen geplunderd door de Fransen. De huizen bleven gespaard.
De lijst van de wijk Vaert kende ook vooral roof
van den fransman. Het ging hier vooral om
linden (en) wollen en ander waer. (
link naar bron)
Een bijzonder tragisch verhaal is dat van de kinderen Anna en Jan en hun moeder Barbara Adriaen van Heijst weduwe van Heijndrick Jan Scherders. Zij zijn door roof van hun meubels door de Franse legers meer dan 60 gulden kwijt geraakt. Later is hun huis en schuur, dat stond in de heivelden, tot de grond toe afgebrand door dezelfde Fransen. Na grote inspanning waren zij er in geslaagd om een nieuw bequam woonhuijs met stal te bouwen. Waarvan de zuidzijde nog niet dicht was. In het jaar 1673 kwam er een grousaem onweder die deze nieuwe woning uit de grond gerukt heeft. Het gezin was nu gedwongen om hun stede te verkopen tegen groot verlies. Zij vragen nu om compassie met onsen armoede ende groot verlies vragen de kwijtschelding die hen is vergunt door de edelen heere Prins van Oraengien te erkennen. (link naar bron)
Om een idee te geven van de moeilijke tijden is er een briefje van de gouverneur van Breda van 2 juni 1673, die de regenten van Dongen dringend verzocht om hun
quote van pallisaden op morgen binnen te brengen. Als ze daar niet in slaagden dan was de represaille dat de
huijsen vande Regenten vant voors. Dorp Dongen op overmorgen sullen geplundert werden. Met zulke vrienden heb je geen vijand meer nodig. (
link naar bron)
Op 14 mei was de gouverneur ook niet mild toen hij de regenten van Dongen opdroeg om op 15 mei
ten ses uren zeven eerdkarren te leveren voor fortificatiewerk bij de Ginnekese poort. Mochten ze dat niet doen dan verbeurden ze 100 gulden per dag. Daarbij kwam ook hun contigent aan mannen die aan het werk moesten waarvoor ze per dag 2 gulden verbeurden als ze niet kwamen opdagen. (
link naar bron)
Ook de inwoners van Dongen moesten komen opdraven bij het beleg van Maastricht in 1676. Op 6 juli omsingelde stadhouder Willem III van Oranje met 25.000 man de vesting. Op 27 augustus, na een mislukt bestorming van het Hoornwerk Hoog Frankrijk, en met grote verliezen, moest hij het beleg opbreken bij het naderen van een frans ontzettingsleger. Midden in dat beleg, op 24 juli 1676, schreef Aert Pels een vrijgeleide voor vier pioniers voor Maastricht die vanwege ziekte naar huis mogen. De mensen werd verzocht hen vrij ende ongemolesteert te laeten passeren oock den behulpsaeme hant te bieden ende voort te willen helpen. (link naar bron)
Als toegift nog een vermelding van een post in de rekening van 1673 waarin Michiel Jans den timmerman negen rijnsgulden, veertien stuivers en 12 penningen declareerde. Hij vroeg dat geld omdat hij ten behoeve van het dorp Dongen had gemaakt een cas tot vluchten der pampieren. Dit is al eerder aan de orde gekomen in het blog over het Rampjaar in Loon op Zand. In Dongen namen ze dit blijkbaar serieus genoeg om een goede kist te maken voor het vervoer.Al met al bevat dit archief veel informatie over de inwoners van Dongen die onder de gevolgen van het Rampjaar en de nasleep te lijden hebben gehad. Een onderzoek waard!
In deze serie: