Door Jacques de Bakker
Jacques de Bakker (1943) is een van de onderzoekers van het project Twee eeuwen Tilburgse Textielfabrieken
. De Bakker nam de textielfamilie Vincent Bogaers in de binnenstad van Tilburg onder de loep en stuitte op een correspondentie tussen de familie Bogaers en Burgemeesters en wethouders. De familie Bogaers had weliswaar macht en kapitaal, maar werd niet zonder meer in het gelijk gesteld.
De Antoniusstraat in Tilburg is genoemd naar de textielfabrikant Antonius Bogaers, die eigenaar was van nagenoeg de hele straat. Antonius was een van de voorvaders van de Tilburgse fabrikantenfamilie. Rond de eeuwwisseling, het jaar 1900, is er een intensieve correspondentie tussen de familie Bogaers en Burgemeester en Wethouders van Tilburg. De invloedrijke familie wil een nieuwe stoomververij gaan bouwen, en hoewel Vincent Bogaers lid was van de gemeenteraad, ging de aanvraag niet zonder slag of stoot. Vanuit de bewoners van de Antoniusstraat én ook door het hoofd der school voor bijzonder onderwijs kwamen er voortdurend bezwaren.
Op 28 september 1900 wordt ten kantore van de architect Jos.Donders de aanbesteding geregeld van een nieuwe Stoomververij voor Vincent Bogaers. Deze wordt gebouwd op het terrein van de Fa. G. Bogaers en Zn, op kadastraal nummer M4964, later genoemd M5608.
Op 24 oktober 1900 vraagt Vincent Bogaers een hinderwetvergunning aan voor het oprichten van een wollenstoffenververij met een stoommachine van 15 PK., die hem op 22 november 1900 verleend wordt. Als de ververij een paar maanden in gebruik is, vraagt op 14 mei 1901 Guillaume Bogaers, de zoon van Vincent Bogaers, per procuratie, een hinderwetvergunning aan voor hetplaatsen van een stoommachine van 195 m 2 , 100 PK en drijfwerk van 15 PK op kadastraal nr. M5608, adres Poststraat 26, in de nabijheid van de Antoniusstraat. De bewoners hebben echter nu al veel overlast van de vijf rokende en walmende schoorstenen van slechts zes meter hoog.
Op 30 mei 1901 worden de binnengekomen bezwaarschriften behandeld waarbij Guillaume aanwezig is. Hij doet aldaar de toezegging dat hij de walmende schoorstenen gaat vervangen door één schoorsteen van twintig
meter. Daarmee meent hij tegemoet te komen aan de eerdergenoemde bezwaren. Maar slechts enkele dagen later, op 3 juni 1901, schrijft Guillaume Bogaers zelf aan B&W dat de gedane toezegging niet gerealiseerd kan worden. Op 5 juni 1901 doet B&W dan een lastgeving uitgaan dat er in die ververij niet meer gewerkt mag worden, waarop meteen weer een brief van Guillaume volgt dat hij dan niet aan zijn contractuele verplichtingen kan voldoen én dat zijn arbeiders geen werk meer zullen hebben.
Nu neemt een andere zoon P. Bogaers het over, maar nog steeds ‘per procuratie’. Op 15 juni 1901 schrijft deze een brief naar B&W met het voorstel om de vijf schoorstenen met drie meter te verhogen, gevolgd door een brief op 22 juni dat hij akkoord gaat met één schoorsteen van 24 meter. 12 juli 1901 verzoekt P. Bogaers aan B&W om de lastgeving ongedaan te maken. 13 juli 1901 vraagt P. Bogaers opnieuw de vergunning aan voor de uitbreiding met een stoommachine van 100 pk waarop meteen wéér de bezwaarschriften uit de buurt komen. Op 31 juli 1901 doet de architect Jos.Donders namens de inmiddels overleden Vincent Bogaers (Vincent Bogaers is op 13 juni 1901 te Brussel gestorven (Tilburgsche Courant 13-06-1901)) het woord bij de behandeling van de bezwaarschriften.
Op 2 augustus 1901 bericht P. Bogaers aan B&W dat er in plaats van een schoorsteen van 24 meter, een van 34 meter opgericht kan worden; op dat moment de hoogste in Tilburg. Wellicht is dat argument hetgeen waarop B & W besluiten een (voorwaardelijke) vergunning te verlenen. Bogaers krijgt toestemming voor de bouw van een ververij met een stoommachine van 100 pk.
Ondanks de invloed van de familie Bogaers met een ‘eigen’ straat en een positie in de Tilburgse gemeenteraad, werd er klaarblijkelijk rond 1900 wel degelijk geluisterd naar de bezwaren van de burgers.